Interview met onderzoeker RIVM over doorrekening Schone Lucht Akkoord

Gepubliceerd 14 maart 2022

Met de maatregelen uit de landelijke Schone Lucht Akkoord-uitvoeringsagenda, de uitvoeringsplannen van gemeenten en provincies en met aanpalend klimaat- en stikstofbeleid, ligt het Schone Lucht Akkoord goed op koers richting de beoogde 50 procent gezondheidswinst in 2030 (ten opzichte van 2016, uit binnenlandse bronnen). Dat blijkt uit de eerste doorrekening van de gezondheidseffecten van alle maatregelen. Paul Ruyssenaars van het RIVM houdt nog wat slagen om de arm maar concludeert: ‘We zijn op de goede weg.’

Op 1 maart 2021 hadden 59 partijen een plan ingediend om de lucht schoner te maken en daarmee gezondheidswinst te boeken. Ingenieursbureau TAUW beoordeelde alle plannen, vroeg aan de indieners opheldering waar er onduidelijkheden in de plannen waren en berekende hoeveel de voorgestelde maatregelen de uitstoot van stikstofoxide en fijnstof zouden verminderen.

Vertalen naar gezondheidseffect

Vanaf september rekende het RIVM verder aan de plannen. ‘Wij vertaalden de emissiereductie naar de consequenties voor de gezondheid in 2030. Daarvoor kijken we naar de concentraties, de plaats waar de maatregelen effect hebben, hoeveel mensen daar wonen, hoeveel ze blootgesteld worden aan de luchtvervuiling etcetera’, zegt Paul Ruyssenaars.

47-52 procent gezondheidswinst

Nederlanders leefden in 2016 gemiddeld 8 maanden korter door luchtvervuiling. Doel van het Schone Luchtakkoord is om het Nederlandse aandeel hierin met de helft terug te dringen in 2030. Lukt dat? Paul Ruyssenaars: ‘We komen in de buurt. Als we uitgaan van beleid dat al in uitvoering is sinds 2016 plus de maatregelen die het Rijk, provincies en gemeenten al hebben vastgesteld en die zeker zullen worden uitgevoerd, dan komen we op 47 procent gezondheidswinst. Tellen we ook de gezondheidseffecten van ander voorgenomen beleid mee, zoals maatregelen om de stikstofuitstoot te verlagen en klimaatbeleid, dan zitten we in 2030 op 52 procent gezondheidswinst.’

Vrij precieze percentages, waarbij Ruyssenaars wel een slag om de arm houdt. Bij de berekeningen doet het RIVM aannames, de maatschappij kan een andere kant opgaan dan verwacht en de politieke keuzes kunnen zich anders ontwikkelen.

Schatting

‘Er zitten onzekerheden in de berekeningen zelf’, bevestigt Paul Ruyssenaars. ‘Wat stoot een houtkachel bijvoorbeeld precies uit? Dat ligt er nogal aan of er alleen droog en schoon hout in gaat of geschilderd hout en nat tuinafval. We maken daarvoor een schatting, maar weten het niet precies. Het goede nieuws is, dat we al die schattingen elk jaar op dezelfde manier maken. Dus de gegevens van 2016 en 2030 zijn vergelijkbaar en de vooruitgang die we berekenen is een stuk minder onzeker.’

Houtstook belangrijke bron

Of de berekende gezondheidswinst realiteit wordt, hangt ook af van de weg die Nederland inslaat. Het komende decennium gaat ons land een omslag maken van fossiele naar niet-fossiele energiebronnen. Als dat windenergie of energie van zonnepanelen is, dan komt dat de luchtkwaliteit ten goede. Gaan we meer biomassa stoken - veel mensen kopen een houtkachel nu het gas duur is - dan is dat slecht nieuws.

Politieke kwestie

‘De grootste onzekerheid’, zegt Paul Ruyssenaars, ‘zit bij de overheden zelf: hoe zeker is het dat zij de voorgenomen plannen gaan uitvoeren? Bijvoorbeeld als er nieuwe gemeenteraden komen na maart 2022? Of we het doel daadwerkelijk halen, is deels een politieke kwestie.’

Zelfde voet door

Ruyssenaars raadt gemeenten en provincies aan op dezelfde voet voort te gaan. Met één nuance: wegverkeer steekt als bron van luchtvervuiling niet meer met kop en schouders boven andere bronnen uit. Auto’s zijn schoner geworden. Dat betekent dat de bijdrage van andere bronnen steeds belangrijker wordt. ‘Qua gezondheidseffecten is de industrie de op één na belangrijkste bron. Maar we zien dat de bijdrage van consumenten aan gezondheidseffecten de komende jaren ongeveer even belangrijk is als de industrie. Stoken van hout levert hier een belangrijke bijdrage aan’, stelt Ruyssenaars. ‘In het algemeen kunnen we constateren dat er geen echte witte vlekken zijn in het schoneluchtbeleid.’

Wat niet binnen het SLA valt, is de emissie van de luchtvaart. De aanpak daarvan is opgenomen in de luchtvaartnota. ‘De meeste emissie van de luchtvaart vindt plaats op grotere hoogte, waardoor de verspreiding van de luchtverontreiniging over een groter gebied plaatsvindt.’

Nieuwe WHO-advieswaarden

Uit de berekeningen van het RIVM blijkt dat we met de huidige plannen niet in de buurt komen van het halen van de nieuwe WHO-advieswaarden voor fijnstof en stikstofoxide. Ruyssenaars: ‘De oude WHO-waarden zouden we op een paar uitzonderingen na in 2030 waarschijnlijk wel gehaald hebben, zeker voor stikstofoxide. De nieuwe advieswaarden zijn geen utopie, zeker niet op de lange termijn (2040 - 2050), maar om daaraan te voldoen moeten gemeenten, provincies en Rijk wel heel wat meer uit de kast trekken. Denk daarbij bijvoorbeeld aan opties als het volledig elektrificeren van het verkeer en het volledig uitbannen van .’ De komende maanden onderzoekt het RIVM hoe ver Nederland kan komen in 2030 met het halen van de nieuwe WHO-. Daarbij bekijkt het instituut ook in hoeverre beleid op andere terreinen, zoals stikstof- en klimaatbeleid bijdraagt aan het verminderen van gezondheidseffecten door luchtverontreiniging.